
In 2025 staat A Rocha stil bij het thema ‘Bodem’. Wat kan de bodem ons leren? En hoe kunnen wij er op een duurzame manier mee omgaan? Elke maand publiceren we een blog waarin verschillende schrijvers vanuit hun expertise iets delen over dit veelzijdige thema. Deze maand schrijft Jeroen Bakker over de diepere lagen van de bodem.
Ik las laatst het boek Het geheime leven van bomen van de Duitse boswachter Peter Wohlleben, een boeiend boek over de verborgen dynamiek van bossen. Maar het was een kort tussenzinnetje over ‘bodem’ dat me aan het denken zette. We staan niet zo vaak stil bij grond, maar het is eigenlijk best bijzonder. Het kost een proces van eeuwen om gesteente fijn te malen tot zand, en om dat door de toevoeging van organisch materiaal en ontelbare levende diertjes millimeter voor millimeter om te zetten in ‘aarde’. Aarde – de naam die we ook aan deze planeet hebben gegeven, maar de bodem waar we daadwerkelijk op kunnen leven is maar een flinterdun afzetsel op de huid van een enorme bol van grotendeels gesmolten steen. Zonder aarde geen bodem, geen bos, geen landbouw, nauwelijks natuur en in elk geval geen mens.
Aarde is verrassend kwetsbaar. Het duurt eeuwen om te maken, en al die tijd moet het zorgvuldig bewaard worden. Eerst opgevangen in bergkommen en dalen, vakkundig vastgehouden door de wortels van de planten die erop groeien zodat het stukje bij beetje uit kan breiden.
En als het weg is, is het weg. Erodeert de grond, spoelt die kostbare aarde naar de zee, dan zijn we het kwijt. Ik las laatst ergens dat we op het moment in een veel groter tempo aarde kwijtraken dan dat het aangemaakt wordt. De aarde wordt steeds meer rotsvlakte en woestijn.
We moeten de grond onder onze eigen voeten leren koesteren, en het boeiende is dat we daarvoor het leven waarmee we die bodem delen moeten leren liefhebben.
Als mensen nemen we de bodem waar we op leven vaak voor lief, we zijn ons er niet van bewust dat die bodem niet alleen de basis vormt voor het leven dat daarin geworteld is, maar daardoor ook in stand gehouden wordt. We moeten de grond onder onze eigen voeten leren koesteren, en het boeiende is dat we daarvoor het leven waarmee we die bodem delen moeten leren liefhebben. Juist het leven dat zo anders is dan wij. De bomen met hun ritme van eeuwen, hun taal gesproken in geur en gefluisterd in ondergrondse schimmelnetwerken. Maar ook de aaltjes en de springstaarten, borstelwormen en mosmijten waarvan in een handje bosaarde meer zitten dan er levende mensen zijn op deze planeet.
Dit is een van de concrete uitdagingen waar we in deze tijd voor staan. Maar ik heb het gevoel dat het ook een passend symbool is voor de uitdagingen van het leven in dit tijdvak in bredere zin. In een tijd waarin de grond onder onze voeten lijkt te worden weggeslagen, geërodeerd door haat, weggespoeld door wanhoop en angst, is het aan ons om die grond juist te koesteren. Ook wij kunnen bomen zijn die de grond met hun wortels vasthouden, of helmgras dat door koppig stand te houden duinen opwerpt tegen de stijgende zee. Niet per se omdat we zeker weten dat het dan allemaal goed komt, maar omdat we willen houden van het kostbare weefsel waar ons leven aan ontsprongen is, en geloven dat het de moeite waard is om te houden van de vreemde medeschepselen waar we dat leven mee delen.