Handen in de klei, hart bij de schepping

Wat een ochtend! Met een groep vrijwilligers van A Rocha Biesbosch trokken we eropuit om de waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora) te lijf te gaan een prachtige, maar foute exoot die in de Biesbosch steeds meer terrein wint.
Werkochtend in de Biesbosch, samen tegen de waterteunisbloem. | Fotograaf: Klazien Scheltens  | Tekst: Henk-Jos van Leeuwen
We begonnen aan de westkant van de Van Elzelingenweg, een aantal weken geleden en afgelopen zaterdag opnieuw. Daar trokken we, plant voor plant, de teunisbloemen uit de grond met zoveel mogelijk wortel erbij. Helemaal alles weghalen is een wens, maar niet reëel. Het vraagt om terugkeren, na een paar weken nog eens komen kijken, napluizen, volhouden.
 
De uitgetrokken planten gingen in emmers, die we laadden in een aluminium platbodembootje. Vandaar brachten we het materiaal naar een grote big bag op de aanhanger van Staatsbosbeheer, waar het als restafval werd afgevoerd. In totaal haalden we deze ochtend ongeveer 200 m² aan planten weg uit kleinere plukken en uit één groter vlak aan de noordzijde.
Bij de grotere vlakken kun je de planten als een mat oprollen: de wortels en stengels vormen een dik tapijt dat je langzaam van de bodem lostrekt. Terwijl een ploeg sleept en sjouwt, zoekt een tweede ploeg de bodem na op achtergebleven wortelstokken. Het werk is zwaar, maar er zit ook iets moois in: het ritme van trekken, tillen, schoonmaken een soort fysieke meditatie.
 
SBB gaat heeft nu een aannemer gevraagd om het laatste deel van de zone vrij te maken. En wil wiepen van wilgentenen gebruiken op de grens van het opgeschoonde gebied. Door deze te laten drijven langs de randen van wat we al gedaan hebben, houden we overzicht en trekken we als het ware de “opschoongrens” mee het gebied in.
 
Alles bij elkaar beslaat de besmette zone ongeveer 5.000 m². Mijn natte-rekensom: met een vergelijkbare groep zouden we per werkochtend 350–500 m² kunnen aanpakken. In dat tempo zouden we het in 10 tot 15 ochtenden een heel stuk kunnen indammen misschien niet voorgoed, maar wél zichtbaar.
 
De handen laten wapperen als een actief gebed
Wat we doen lijkt misschien klein: een paar mensen, een hoop modder, een paar honderd meter oever. Toch voelt het als iets groots. Het is, zoals iemand vanmorgen zei, een daad van verzet en van aanbidding tegelijk. Verzet tegen de achteloosheid waarmee de aarde lijdt, en aanbidding omdat we juist door dit werk eer brengen aan de Schepper. 
 
Tijdens de pauze die we houden bij een klusdag als deze is er meestal een korte meditatie. Ik deelde de gedachte dat dit soort werk het opruimen, herstellen, zorg dragen ook een vorm van omkering is. Waar de mens ooit met zijn handen de schepping ontwrichtte, gebruiken we diezelfde handen nu om weer iets heel te maken. Achteloos heeft iemand zijn vijverplanten voor vuil achtergelaten. Nu gaan wij met aandacht aan de slag, verwijderen plant voor plant en ruimen het op. 
 
Dat lijkt soms onmogelijk. De teunisbloem groeit snel, wortelt diep en verspreidt zich via water en stengels. Maar hoop begint niet met zekerheid over het resultaat. Hoop begint met daden met het geloof dat zelfs kleine gebaren betekenis hebben in Gods grotere verhaal. Zoals Dave Bookless van A Rocha International het zegt: “Caring for creation is not about saving the planet on our own, it’s about joining God in what He is already doing.” En dat is precies wat we doen: ons voegen in Gods werk van herstel, met laarzen aan en handen in de klei.

Reacties zijn gesloten.